Bas van Waard - Reisverslagen

REISVERSLAGEN (bijgewerkt op 4 oktober  2023)

In 2025 gaan Helma (waarmee ik nu getrouwd ben) en ik wandelen door Ierland.

Ik droom nog steeds van twee weken paardrijden over de vlaktes van Patagonië. En over een bustocht van Ho Chi Minh-stad naar Hanoi. Ik wil in Moskou de Trans-SiberiëExpres nemen naar Ulan Bator in Mongolië en later vlak buiten Wladivostok oog in oog staan met een Siberische tijger. Een bezoek aan Sint Peterburg lijkt mij onvermijdelijk. Er is nog zó veel dat ik wil ... Hieronder één en ander van mijn reizen tot zo ver. Het eiland Sachalin, helemaal in het oosten van Rusland in de Zee van Ochotsk, trekt. Maar dat doen Vietnam en Madagaskar ook ...

A.    Nepal

In november 1990 heb ik met mijn toenmalige ex-geliefde Marjolein Geldermans een reis van drie weken naar Nepal ondernomen. Vele toeristen voor en na ons hebben dat gedaan, dus geef ik hier wat persoonlijke impressies en avonturen weer. Het was mijn eerste Azië-reis en natuurlijk was daar de ‘cultuurshock’ bij het betreden van de hoofdstad Kathmandu : Alsof ik een sprookje uit 1000 en één nacht binnenliep.  Ik werd direct ziek. Er volgende een enge busreis naar Pokhara in het midden-westen van het land. Daar bleven we overnachten.
Ik werd om vijf uur in de ochtend wakker van het geluid van een langstrekkende Boeddhistische processie. Op de achtergrond bescheen de opkomende zon de besneeuwde hellingen van het Himalaya-gebergte.  De schitterende muziek die ik hoorde inspireerde me tot het schrijven van o.a. ‘Korsakov’s’ op de Cd ‘Meer dan dit moment’. We vervolgden onze reis per russische jeep naar de voet van de bergen. Een gevaarlijk ritje. Ik hing half buiten het voertuig dat meerdere keren bijna kantelde. En ik zal nooit meer de geur vergeten van motoren die door kerosine worden aangedreven. Onze wandeling begon. Ons doel was het basiskamp voor de echte (berg)beklimmers van de Annapurna. Daar hadden we een dag of vijf voor uitgetrokken, want te snel stijgen betekende absoluut dat we te maken zouden krijgen met ‘hoogteziekte’, een gebrek aan zuurstof in de hersenen. Dat veroorzaakt flinke hoofdpijn, duizeligheid en soms de dood. Twee japanse bergwandelaars waren té overmoedig en té stoer. Ze wilden in twee dagen naar het basiskamp lopen.  Halverwege kregen ze te maken met ernstige verschijnselen van hoogteziekte. In plaats van te gaan afdalen (wat hen was aangeraden) sloegen ze ter plekke hun tent op en gingen liggen uitrusten. Kort daarop overleden ze in hun slaap. Het landschap is ruig, boomloos, grillig, onbeschrijflijk. Om zeven uur gaat de zon onder, daalt de temperatuur ongeveer twintig graden en is het binnen een half uur van een stralende zon veranderd naar aardedonker. Dus namen we een slok rum en kropen om 19.30 in onze thermische saappzak in een kleine lodge.  Opmerkelijk is dat iedereen die we spraken net als wij in de nacht dromen had over hun jeugd, over het wederom in het ouderlijk huis wonen. We ontmoetten een expeditie van bulgaarse bergbeklimmers die van plan waren de Annapurna te beklimmen. Dat hebben ze gedaan. Ik weet niet of ze de top gehaald hebben. Wel weet ik dat enkelen van hen met dodelijk gevolg naar beneden zijn gevallen. Het onheilsgevoel reist voorturend met je mee. Ik verbaasde me over de sherpa’s. Kleine mannen van ongeveer één meter 60 groot, die een jerrykan met 80 liter kerosine in één dag naar boven ‘hollen’, met als maaltijd slechts een half bord gekookte rijst en ik  snapte waarom de amerikanen destijds de oorlog van de vietnamezen verloren hebben. Onze avondmaaltijden (en eigenlijk ál onze maaltijden) werden bereid op kerosinebranders, want er was een absoluut verbod op houtkap.  Aardappelen, eieren en mie, dat was ongeveer wat we aten. We dronken thee en gekookt water. De fantastische panorama’s van de natuur, de opkomende zon op de berghellingen, het gebrul in de verte van apen (en wellicht ook tijgers) zitten verankerd in mijn hoofd. Als ik de reisgids goed gelezen had, dan had ik geweten dat we op een goed (of slecht) moment door een gebied zouden trekken, dat geheel uit steen bestond. Dan had ik ook kunnen weten dat daar nogal wat lawines waren. Maar ik was roekeloos. Op een gegeven moment hoor ik wat rommelen links van mij en ik hoor Marjolein roepen “Bas, kijk uit !!!” en ik zie een rotsblok ter groote van tien voetballen met zeer grote snelheid op me af stuiteren. Misschien had ik kunnen wegspringen ... Maar de steen raakte me vlak onder mijn knie en ik maakte een een dubbele salto door de lucht en landde in een gekapt bamboeveld. Heb ik ‘geluk’ gehad, dat de steen mijn knie en niet mijn hoofd raakte ? Ik heb wél geluk gehad dat die steen me niet 25 meter verderop of terug raakte. Dan was ik namelijk enkele honderden meters omlaag geslingerd. Ik schreeuwde het uit van schrik. Niet van de pijn. Ik had een grote vleeswond. Ik kon opstaan en zelfs lopen. Twee engelsen kapten twee bamboestengels voor mij als steun en zo ben ik doorgelopen. Doorgelopen naar het basiskamp van de Annapurna. En toen begon het dalen. Dan moeten je benen je lichaamsgewicht opvangen. De pijn werd ondraaglijk, ondanks de redelijk grote hoeveelheden pillen met 200 mg codaïne die ik tot me nam. Er wandelden opmerkelijk veel artsen op dit traject. En ja, die hadden allemaal hun eigen apotheek bij zich. Dus op een goed moment heb ik uit pure ellende de handdoek in de ring moeten gooien. Er werd een sherpa geregeld die me een halve  dag heeft gedragen. Een lus om z’n voorhoofd en het andere uiteinde onder mijn zitvlak. En werkelijk bijna hollend de hellingen af, over smalle richels langs peilloze dieptes. Hij op blote voeten en cool. Ik gewond en bang. Marjolein was al doorgelopen naar een plek, één dag lopen verder om te bellen met SOS International. Mobiele telefoons waren nog niet uitgevonden. Die konden vermoedelijk een helicopter regelen van het Nepalese leger, die mij kon ophalen. Zo is het ook gebeurd. De sherpa zette mij af bij een lodge waar het toestel kon landen. Nog één nacht moest ik hier zien door te komen, vervuild en ijlend en voortdurend opgeschrikt door het geluid van razende lawines, dichtbij of ver weg. De helicopter kwam. Ik werd aan boord gehezen door twee lijvige militairen en zigzaggend om de gigantische adelaars te ontwijken verlieten we bijna sierlijk de Himalaya. In het ziekenhuis van Kathmandu werd vastgesteld dat mijn linkerkuitbeen was gebroken. Daarmee heb ik dus het basiskamp van de Annapurna gehaald. Ik oogstte bewondering. En ik ben ook wel trots op mezelf. Twee dagen later waren we terug in Nederland. Dit hele avontuur heb ik verwerkt in het liedje ‘Annapurna’ op de Cd ‘Meer dan dit Moment’.

B.    Canada.

(1). In 1972 ben ik voor de eerste keer in Canada geweest. Samen met broer Matthijs en mijn moeder. Mijn ouders lagen in scheiding en voor mijn moeder was het een nare tijd. Veel drank, huilbuien en hysterie. Los van de  geweldige villa op Elgin Avenue in Toronto waar tante Lies en oom David met zes kinderen woonden, herinner ik mij de vier of vijf weken die we met z’n allen doorbrachten op een eiland in Georgian Bay, in het noorden van lake Huron, een meer dat al groter is dan Nederland. In Georgian Bay zijn duizenden eilanden verhuurd of verkocht aan vermogende Canadezen en Amerikanen Je vaart met een boot in een uur of een dag naar je eiland, groter of kleiner dan een voetbalveld. Daar staat je huis. Fourageren doe je bijvoorbeeld op Ojibway-island, een uur varen. Daar kun je alles kopen om op je eiland te overleven en te functioneren. Ik heb er snoeken gevangen, rondgevaren op een motorboot, gewaterskied, ben hopeloos verliefd geworden en ontdekt dat ik een man begon te worden. Verder klinkt bij deze herinnering steeds de muziek van de witte LP van de Beatles in mijn hoofd en zie ik kleurrijke indianen, al dan niet dronken en ontgoocheld, in hun reservaten.

(2).  In december 2003 ben ik voor de tweede keer naar Canada gegaan. Nu alleen. Vader, moeder en stiefvader waren,  min of meer recent, kort na elkaar overleden. Met broer Matthijs heb ik geen contact meer en mijn stiefmoeder zie ik zelden. Ik had behoefte aan ‘goed’ familiegezelschap en Tante Lies is uit hetzelfde hout gesneden als ik. En ik was benieuwd naar mijn zes neven en nichten. Het was een bijzondere tijd. Hier in Canada voelde ik mij voor het eerst in 46 jaar vertrouwd met mijn familie. Ik houd van Canada en ik houd van de Canadezen. Het land is immens groot, niet te bevatten. Er wonen slechts ca. 30 miljoen mensen.  Het natuurschoon, de meren de bergen en ‘het uitgestrekte’ zijn onbeschrijflijk. Er is tijd en ruimte. De wereld ademt hier i.p.v. te hyperventileren. Ik verbleef in Toronto een mooie stad aan het lake Ontario. Hier liggen de ‘roots’ van Neil Young, één van mijn jeugdhelden.  De Canadezen zijn ‘mellow en laidback’. Ze staan bijna letterlijk boven de wereld. Ze zijn aardig, geduldig, sociaal en filantropisch. Ze zijn goed voor de wereld. En ze hebben veel last, op allerlei manieren, van de VS. Een irritante en opdringerige zuiderbuur, waar Bush & trawanten de dienst uitmaken die zich werkelijk overal mee willen bemoeien. Heb ik mij laten vertellen door Canadezen die het weten kunnen. Als je in Canada woont en werkt ben je in principe een bevoorrecht mens. Hier heeft iedereen de ruimte. Hier hoeft niemand met z’n ellebogen te werken, een ander te slaan of te doden. Ik meen gehoord te hebben  dat het aantal moorden in heel Canada verheugend laag is. Ik sluit niet uit dat ik ooit nog eens naar Canada emigreer.

(3) In januari en februari 2008 ben ik met Gajes naar Canada geweest (twee weken) om er "Alice in Wonderland" te spelen. Het was een groot succes. We speelden op het Nathan Philips Square op Bay Street en logeerden in het Marriott Hotel. We maakten een hondensledetocht rondom Haliburton, zes uur rijden ten noorden van Toronto, aten met z'n alle goddelijk bij mijn nicht Maya en idem dito bij de Cultureel Attachée van de Nederlandse Ambassade. Een groot familiegevoel. Het voorstellingspubliek was zeer enthousiast en we werden er bijkans megalomaan van ... Het vroor tien tot vijftien graden. Prettig, weer eens zo'n winter.

(4) In oktober 2008 was ik wederom in Canada. Op familiebezoek. Toronto en een stadje, Owen Sound aan Georgian Bay, het Noordelijke deel van het Lake Huron. De herfst was in volle hevigheid aan het losbarsten en de bossen stonden er geel, oranje, paars en rood bij. En wat een tijd en ruimte aan de oevers ... Ierland XXX. Bison gegeten in the middle of nowhere. De Canadezen weten absoluut wat goed en verzorgd eten is. En ook voor de vegetarische medemens valt er veel te genieten : Uitermate goed verzorgde en smakelijke maaltijden. En het Toronto Symphony Orchestra speelt prachtig Shostakowitsj. Als een Canadees je aanspreekt is het eerste wat hij/zij zegt : "Hello Sir, how are you ?" Als ik een leuk betaalde opdracht krijg zou ik wel een cottage willen huren aan de oevers van het meer ... (mei 2011 :) 

Inmiddels is de band met de familie in Canada verbroken (en in oktober 2017 weer met vreugde en liefde hersteld!)

(Januari 2021;)

(5) ...en in november/december ben ik met Helma 11 dagen in Canada geweest. Helma en Lies (tante) werden 60 en 80. Voor Helma was het een ware cultuurshock en voor mij een geweldig weerzien met familie, Toronto en Ontario.

Ik heb er twee keer opgetreden en het geweldig naar mijn zin gehad.

(6) In juli en augustus 2019 zijn Helma en ik vier weken naar Canada geweest. Owen Sound, Toronto, Montréal, Ottawa. En een heleboel andere plekken. Weer XL keer opgetreden en duizenden kilometers per 4 wheel drive afgelegd: Vrijheid, tijd en ruimte. Als ik XL jaar jonger was geweest was ik (zeker) naar Canada geëmigreerd.

C.  Iran.  In december 2005, te beginnen op 2e Kerstdag, de dag van de Tsunami, heb ik met Els Kops en een stel anderen een groepsreis naar Iran ondernomen. Ik had al een paar jaar om allerlei redenen een fascinatie voor dat land : De mooie taal, de mooie mensen, het mooie landschap, de interessante politieke situatie, de geschiedenis. We landen vrij laat in Teheran en werden rond één uur ’s nachts door verlaten straten naar ons hotel gereden, vlakbij de voormalige ambassade van de Verenigde Staten. D.m.v. twee binnenlandse vluchten van Teheran naar Mashad in het oosten en van Mashad naar Shiraz in het zuiden van het land. Van daaruit reden we per minibus naar Kerman en via Yazd, Isfahan en Kashan weer terug naar Teheran. Goed, alles is te lezen in reisgidsen. Daarom verwoord ik hier wat me is bijgebleven van deze reis, die tot dusver de mooiste in mijn leven is geweest. Ik werd verbijsterd door het verkeer in Teheran, voor een buitenlander levensgevaarlijk. Al die auto’s ... Afgezien van stoplichten waar men zich aan houdt heb ik weinig regels kunnen ontdekken. Nou één dan : Doe álles met overtuiging en richting. Twijfel je, dan word je aangereden. Twaalf miljoen inwoners en een enorme luchtverontreiniging (Teheran ligt in een dal). ’s Avonds en ’s nachts rijdt men ook gemakkelijk zonder licht. En ik heb niet één auto zonder deuken of andere beschadigingen gezien. En dan de woestijnen en bergketens. Ik heb nog nooit iets gezien dat zó uitgestrekt en desolaat was. Soms klom ik tijdens een busstop naar een heuveltop en vergaapte me aan de kaarsrechte wegen en de eenzame auto’s. Persepolis, die geweldige stad. Gebouwd door verschillende koningen en voltooid tijdens het bewind van Darius de Derde. Nogmaals : Alles is te lezen en te zien in reisgidsen. Maar toen ik daar langs en door alle bouwwerken liep dacht ik steeds : Hoe is het mogelijk dat dit gemaakt is, toen ... Ik heb me laten vertellen dat Darius  de 3e en zijn voorgangers humane vorsten waren. Er zou geen slavernij hebben bestaan. De werkers, ambachtslieden, sjouwers enz. werden gewoon betaald voor hun werk en goed gehuisvest en gevoed. Een mooie gedachte. De realiteit was wellicht iets minder romantisch. Toen was daar Isfahan, de mooiste stad op aarde wordt beweerd. En inderdaad verpletterend door zijn gebouwen, mozaïeken en keramiek. Ga eindeloos zwerven door deze stad en laat je verbazen door de gewelven, bruggen en dat ene, immense plein ... En dan de bevolking : Toen wij er waren was president Khatami nog in functie. In onze westerse ogen stond hij te boek als hervormingsgezind. Maar alle Iraniërs die ik daarover sprak waren cynisch in hun vertrouwen in hem. We hebben overigens weing over politiek gesproken met de bevolking. Het is een riskant, gevoelig  onderwerp. Iran is een islamitische republiek. De vrouwen lopen met een hoofddoek, de benen middels jurk en broek bedekt. Vrouwen mogen niet roken in het openbaar, ze zitten in het openbaar vervoer achterin de bus en de mannen voorin. Toen een gids ons gezelschap begroette gaf hij de vrouwen geen hand. Ik vind de Perzen een mooi volk. En ik als heteroman kijk dan voornamelijk naar de vrouwen. Die zijn zéér mooi vind ik en velen met mij. En de vrouwen zelf weten het duidelijk ook : Ze kleden zich zeer geraffineerd, met hoge hakken, mooi opgemaakt en met veel aandacht voor het haar dat zichtbaar is doordat de hoofddoek ver naar achteren is geschoven. En ik denk dat het flirten in Iran is uitgevonden ... De Iraniërs, mannen én vrouwen zijn oprecht zeer geïnteresseerd in wat je in hun land komt doen, wat je van hun land vindt en waar je heen gaat. Het is een soort onbevangen openheid die ik in Nederland nog maar zelden zie of voel. De Iraniërs willen dolgraag engels met je spreken en zijn nieuwsgierig naar ‘hoe-het-is-in-jouw-land’. Ik voelde bij hen geen sympathie voor Khatemei, de geestelijk leider. Ik kreeg het idee dat ze zich buiten de rest van de wereld voelen staan en dat ze er ‘dolgraag-bij-willen-horen’. Nu ik dit stukje schrijf merk ik dat ik graag weer terug wil gaan naar Iran, voor nóg een ontdekkingstocht. Bijvoordeeld het mooie noordelijke gedeelte van het land, langs de Kaspische Zee. Ik heb me echter laten vertellen dat het onder de huidige president Ahmadinejad allemaal wat anders is geworden ...

D. Steden (Die ik bijzonder vind)

1. Berlijn. Als ik niet in de stad Amsterdam zou wonen, zou ik in de stad Berlijn willen wonen. Berlijn is groot en klein, mooi en lelijk, antiek en modern. Berlijn is vroeger en nu, rustig en heftig, mooi en lelijk, hard en zacht. En je kan er lekker fietsen ... Loop over de Friedrichstrasse, Sta eens op de Reichstag, bezoek het Holocaustmuseum en loop door de wijk "Mitte". en je snapt wat ik bedoel. Ik sluit niet uit dat ik nog eens een tijdje in Berlijn ga wonen. Variërend van een maand tot half jaar. Ook hier weer dat besef van tijd en ruimte en het heerlijke vermoeden dat iedereen van elkaar houdt. Of op het punt staat van elkaar te gaan houden. (sept. 13) En inmiddels ben ik al vijf keer in Berlijn geweest. Hoera! En het wordt steeds leuker. Ik juli waren we in de wijk Friedrichshain: Alsof je de tachtiger jaren binnenstapt. Heel apart.

2. Lissabon. Fascinerende stad. Ik zou er niet willen wonen (ik vind de Potugezen aardig en vriendelijk, maar ook hermetisch gesloten) doch Lissabon is betoverend mooi. De stad ligt aan zee en van daaruit golven de heuvels en de huizen naar boven. Kleine gele trams slingeren door de straatjes. Het geheel is een prachtige wirwar : Elke bocht die je neemt, elke hoek die je omslaat brengt weer nieuwe verrassingen : Een pleintje, een park, een bizar café, een kerk, een steile steeg. Ontroerend mooi.

3. St. Peterburg. (Schrijf ik over in januari 2020 - als ik er echt geweest ben.)

E.   Mijn drie Paradijzen.

1.  Het landgoed Woestduin. Toen ik als adolescent nog in Haarlem woonde ging ik hier wandelen en picknicken met mijn ouders en broer Matthijs. Vaak gebeurde dit op initiatief van de familie van Eeden, onze buren aan de van Leeuwenhoekstraat. Met de zusjes Karen en Sabine heb ik sinds kort weer contact. Woestduin wordt ingesloten door Vinkeduin en Leyduin. Ik maak er de grootst mogelijke wandeling en ben dan ca. anderhalf uur op pad. Ik zie er roodborstjes, ooievaars en allerlei andere vogels, reeën, damherten en eekhoorntjes, eiken en beuken van 200 jaar oud of meer, beekjes, een vijfsprong, manshoge varenvelden, duizenden bloemen en duizenden paddestoelen, een belvédère op een heuvel, restanten van een 19e - eeuwse paardenrenbaan, een immense vleugelnoot (excentrieke boom), majestueuze amerikaanse eiken en ga zo maar door. Het gebied is in beheer bij, is eigendom van Stichting landschap Noord-Holland. En het belangrijkste : Ik wandel er in absolute stilte en eenzaamheid. Wat een weelde, wat een loutering, wat een paradijs !

2. Studio Z. Al meer dan twee jaar ben ik in het trotse en gelukkige 'bezit',  van een atelierruimte van ongeveer 30 vierkante meter in de Stichting Studio aan de Parkstraat te Zaandam. Samen met 25 à 30 beeldend kunstenaars doen wij ons werk in deze voormalige school. Ik ben in goed gezelschap : Kunstenaars en artiesten, schilders, fotografen, beeldhouwers en ontwerpers. Een goede plek om me te concentreren en te schrijven, te spelen en te studeren. Allerlei samenwerkingsverbanden zijn er ontstaan zoals met kunstenares Salwa Jabli (electrische cello compositie) en met Rik Balder (videoclip). Ik heb er een tuintje, waar ik werk van maak : Ik knip en scheer en plant en wied en besproei en laat me minzaam beloeren door een boeddha-beeld dat vanaf de tuintafel zijn vizier op mijn gericht heeft als ik aan het componeren of spelen ben. Wat een weelde, wat een loutering, wat een paradijs!

(Januari 2017: Per 1 juli 2016 ben ik vertrokken uit Studio-Z.: het rendeerde niet meer want de inspiratie en de magie waren er verdwenen. Maar in de zeven jaar dat ik er vertoefde heb ik er zeven kinder- en jeugdmusicals gecomponeerd. Plus nog een heleboel andere muziek, al dan niet in opdracht. En nu, in afwachting van iets nieuws schrijf ik thuis in mijn eigen door mij gerenoveerde en heringerichte werkkamer in de Derde Oosterparkstraat en noem ik het 'Studio-O'. En ieder geval tot op heden met zeer veel plezier en rendement.)

3. In de beeldentuin te Didam. Atelier de werkplaats van Ben en Diny Dekkers is een weldadige plek voor iedereen. Er ligt een beeldentuin van ruim 3000 vierkante meter, met galeries, kunstwerken, beekjes, een bloemenpracht en rust. Daar middenin staat een B & B voor twee personen, of twee meter van de schapen, de geiten en de haan. Een geweldige plek om te mediteren, boeken te lezen en muziek te maken. Ik kom er drie keer per jaar voor 2 - 4 overnachtingen en keer als herboren naar Amsterdam terug : Wat een weelde, wat een loutering, wat een paradijs!

(Augustus 15:) Niet zo spectaculair, maar toch: in juli 15 was ik met Helma in de Morvan (district Nièvre) in Frankrijk. De begrippen Tijd en Ruimte krijgen hier weer een nieuwe lading. Als je werkelijk in the middle of nowhere in een maison zit en het ademen van de natuur, van dag en nacht meemaakt. De wolkenpartijen, de sterrenhemel, de oorverdovende stilte en de onbekommerde hardwerkende mensen. En binnenshuis geen enkele afleidende impuls, geen bedreiging, geen stoorzender: Dan komt de creativiteit met golven naar buiten waardoor ik vergeet dat ik vakantie heb en te veel cello speel en schrijf en weer cello speel en nog eens schrijf. Het is er weelderig groen, geen druivenakkers, maar veeteelt en soms wat landbouw. Veel huizen te koop voor duizelingwekkend weinig geld. Zelf hele verlaten dorpen worden te koop aangeboden. Mooie steden: Moulins-Engilbert, Autun, Avallon. Prachtige kerken uit de twaalfde en dertiende eeuw, waarvan de deuren openstaan en waar je de schatten uit het verleden - waaronder een schitterend zangboek uit 14.. kunt bewonderen. En niemand die je wantrouwend in de gaten houdt. Wat een paradijselijke omgeving! Als ik hier toch eens het dorp 'Copernicus' kon stichten! Dromen is mooi, ofschoon ik nooit LEUK droom. En fantaseren en fantasieën hebben zo hun beperkingen, ofschoon het vaak bij mij mij wel tot iets concreets leidt. En dan bedoel ik niet een 'bizarre en en exclusieve reis'.

Januari 17: ...en dan is er nog 'MARLÈNE', de donkerblauwe Peugeot 306 break / station uit 2001 met hagelschade die ik kocht in Nijmegen, ter vervanging van 'het Rode Monster' het ronkende dieseltje uit 1997. Marlène heeft Helma en mij, de bestuurder, tienduizenden kilometers door Nederland, België, Duitsland en vooral Frankrijk vervoerd. Over zeer steile hellingen, onmogelijke paadjes vol rotsen, diep in het bos. En als een oud, maar oersterk paard nam ze zonder morren, maar genoeglijk brommend alle hindernissen - en ik heb (nog) nooit de olie hoeven bij te vullen. Wat een trouw... Op een dag schrijf ik een liedje voor en over haar. 

(September 2018:) Met Helma ben ik in oktober/november 11 dagen naar Canada (Toronto en Owen Sound) geweest: het was één grote heerlijke wervelstorm. Wat een positiviteit, wat een andere cultuur wat een aardige mensen. Ik heb er een paar cello-concerten (solo op Madonna) gegeven.

Volgend jaar ga ik het over Polen en Oekraïne hebben. De reisbestemming van Helma en ik voor volgend jaar. Maar wellicht wordt het wéér Canada, maar dan vier en een halve week. Of tóch eerst naar het westen van Ierland. (En dan in een kasteeltje daar blijven wonen...)

Helma en ik trekken het hele jaar door naar allerlei geweldige plekken in Nederland en daar word ik net zo door in verrukking gebracht als iets waarvoor we in het vliegtuig moeten stappen en de atmosfeer verpesten.